Passieconcert: Via crucis van Liszt - concert 217
“De laatste twee weken ben ik helemaal opgegaan in mijn ‘Via crucis’. Hij is bijna klaar en ik ben nog geschokt”. Aldus Franz Liszt in een brief uit oktober 1878.
Het is inderdaad een schokkende, muzikale schildering van de kruisweg - de 14 staties - geworden.
Zo wordt de steeds diepere val van Jezus in statie III, VII en IX - het luide Jesu cadit – telkens gevolgd door het serene Stabat mater. Naast het gregoriaans van de hymne Vexilla regis in statie I, klinkt ook het protestantse kerklied à la Bach met O Haupt voll Blut und Wunden in statie VI.
Het orgel, dat een prominente rol heeft, klinkt solo in de staties IV, V, X en XIII.
Dit devote, zeer persoonlijke werk, dat nooit tijdens Liszts leven geklonken heeft, wordt uitgevoerd door Vocaal Ensemble Cantica o.l.v. Henk van Andel en organist Arie de Bruijn.
De projectie van de staties van Jan Toorop, geeft de uitvoering een extra dimensie.
Vooraf aan de Via crucis klinken vijf composities van tijdgenoot Johannes Brahms.
Twee orgelwerken over passiekoralen: Herzlich tut mich verlangen en O welt, ich muss dich lassen en drie koorstukken: Ach arme Welt, Lass dir nur nichts dauern en Mit Fried und Freud ich fahr dahin.
Toelichting concert 217
Johannes Brahms (1833-1897) - 22 jaar jonger dan Franz Liszt (1811-1886) – schreef in 1896, een jaar voor zijn dood zijn ‘Elf Choralvorspiele für die Orgel’, opus 122. Bewerkingen van melodieën met merendeels teksten over passie en dood. Brahms schreef deze ernstige, diepbewogen stukken vlak na het overlijden van zijn dierbare vriendin Clara Schumann. Na veertig jaar wendde de componist zich in, wat later bleek zijn zwanenzang te zijn, opnieuw tot het orgel. Geïnspireerd door de koraalbewerkingen van Bach, klinken bewerkingen van barokke koralen als: Herzlich tut mich verlangen en O Welt,ich muss dich lassen.
10. Herzlich tut mich verlangen nach einem selgen End Een intieme klankjuweel, dat naar aanwijzing van de componist ‘piano’ en ‘molto legato’ gespeeld moet worden. De melodie van dit stervenslied ligt in lange noten in het pedaal. Bij regel 3 ‘Ich hab Lust abzuscheiden von diesr arge Welt’ treedt een wondermooie terugval in klank op. De golfbeweging komt tenslotte tot rust in een verheven ‘Adagio’.
11. O Welt , ich muss dich lassen Deze laatste koraalbewerking van Brahms, kan gezien worden als de zwanenzang, het geestelijk testament van Brahms. Een ontroerend kleinood. Alles is hier naar binnen gekeerd: een ‘dolce’ klank, chromatische middenstemmen, een rustige melodievoering, de slotnoten van iedere regel ebben weg in een dubbele echo, als symbool van het wegvloeien van de levenskrachten. De slotecho’s aan het slot van het stuk duren langer en vormen een diepzinnige afsluiting.
Lass dich nur nichts dauren mit Trauren,
sei stille, wie Gott es fügt,
so sei vergnügt mein Wille.
Was willst du heute sorgen auf morgen,
der Eine steht allem für,
der gibt auch dir das Deine.
Sei nur in allem Handel ohn’ Wandel,
steh feste, was Gott beschleusst,
das ist und heist das Beste.
Amen.
Mit Fried und Freud ich fahr dahin,
in Gottes Willen,
getrost ist mir mein Herz und Sinn,
sanft und stille.
Wie Gott mir verheissen hat,
der Tod ist mir Schlaf worden.
Ach, arme Welt, du trügest mich,
ja, das bekenn ich eigentlich,
und kann ich doch nicht meiden.
Du falsche Welt, du bist nicht wahr,
dein Schein vergeht, das weiss ich zwar,
mit Weh und grossem Leiden.
Dein Ehr, dein Gut, du arme Welt,
im Tod, in rechten Nöten fehlt,
dein Schatz ist eitel falsches Geld,
dess hilf mir, Herr, zum Frieden.